🚀 10% Eindejaarskorting     Gebruik DECEMBER10 in het afrekenproces.
Winkelmandje
 

Welke genen zijn belangrijk voor medicijnen?

Welke genen op het DNA-paspoort zijn belangrijk voor medicijngebruikers?

ABCG2 speelt een belangrijke rol in het transport van stoffen in en uit de cellen en heeft belangrijke implicaties voor de response op medicatie en ook op detoxificatie van lichaamsvreemde stoffen. Variaties in dit gen kunnen leiden tot verschillen in de functie van dit transporteiwit, wat invloed kan hebben op de effectiviteit en bijwerkingen van bepaalde medicaties (w.o. losartan, chemotherapeutica en sommige statines) plaatsen.

COMT is betrokken bij de omzetting van zogenoemde stresshormonen, zoals dopamine en adrenaline. Variaties kunnen leiden tot verminderde activiteit en mogelijk hogere dopamineconcentraties in het bloed.

CYP1A2 speelt een rol bij het afbreken van antidepressiva. Roken en het eten van gebraden/gerookt vlees zijn van invloed op de activiteit van CYP1A2.

CYP2B6; als antivirale middelen (Efavirenz en Nevirapine), antidepressiva (Bupropion) en pijnstillers (Ketamine en Ifosfamide) worden voorgeschreven, is het belangrijk om de activiteit van CYP2B6 te kennen.

CYP2C9 is betrokken bij metabolisme van NSAID’s (o.a. NaproxenDiclofenac en Ibuprofen), bloedsuikersverlagers (TolbutamideGlipizideGlimepiride en Nateglinide), bloeddrukverlagers (Losartan en Irbesartan), antistollingsmiddelen (Acenocoumarol en Fenprocoumon) en het anti-epilecticum Fenytoïne.

CYP2C19; variaties in CYP2C19 zijn van invloed op de werking van antidepressiva (o.a. ImipramineCitalopram en Escitalopram), maagbeschermingsmiddelen die behoren tot protonpompremmers (o.a. LansoprazolEsomeprazolOmeprazolPantoprazol en Rabeprazol) en antistollingsmiddelen (o.a. Clopidogrel).

CYP2D6; bij ruim 25% van de medicijnen is de activiteit van dit gen belangrijk. Vooral bij gebruik van antidepressiva, antipsychotica, opioïden, tamoxifen en antiaritmica. Daarbij wordt ook het aantal functionele kopieën getest. Bij meer dan 2 kopieën (standaard) is er namelijk sprake van een extra verhoogde activiteit.

CYP3A4 is betrokken bij het afbreken van veel medicijnen zoals opioïden, cholesterolverlagers, bloeddrukverlagers, immuunsuppressiva, middelen tegen kanker, kalmerende middelen, antibiotica en corticosteroïden. Bovendien is de activiteit van CYP3A4 belangrijk voor het ontgiften van galzuren, de activatie van testosteron en gedeeltelijke degradatie van vitamine D.

CYP3A5; de activiteit van dit gen toont overlap met CYP3A4. Het niet tot expressie brengen van CYP3A5 in combinatie met een vertraagd CYP3A4-metabolisme, vermindert de werking van veel medicijnen. CYP3A5 is een enzym dat bij de westerse bevolking in het algemeen niet actief is, dus PM.

DPYD; variaties kunnen leiden tot verhoogde intracellulaire giftige concentraties. Bijwerkingen als neutropenie, trombopenie en hand-voetsyndroom kunnen het gevolg zijn van een verminderde of afwezige activiteit van het gen. Vooral belangrijk bij gebruik van Fluorouracil en Capecitabine.

G6PD; een verminderde of geen activiteit is een erfelijke overdraagbare variatie die voornamelijk voorkomt bij mannen en die risico geeft op hemolytische anemie. Een G6PD-tekort komt veel voor onder de bevolking uit mediterrane landen, het Midden-Oosten en Azië.

HLA-B*1502; HLA-genen beïnvloeden de werking van het immuunsysteem. Ze ondersteunen het immuunsysteem om lichaamsvreemde componenten (bacteriën en virussen) te herkennen en erop te reageren. Variaties kunnen leiden tot overgevoeligheidsreacties bij gebruik van Carbamazepine toename van bijwerkingen als gevolg.

HLA-B*5701; HLA-genen beïnvloeden de werking van het immuunsysteem. Ze ondersteunen het immuunsysteem om lichaamsvreemde componenten (bacteriën en virussen) te herkennen en erop te reageren. Variaties kunnen leiden tot overgevoeligheidsreacties bij gebruik van Abacavir  toename van bijwerkingen als gevolg.

HLA-A*3101; HLA-genen beïnvloeden de werking van het immuunsysteem. Ze ondersteunen het immuunsysteem om lichaamsvreemde componenten (bacteriën en virussen) te herkennen en erop te reageren. Variaties kunnen leiden tot overgevoeligheidsreacties bij gebruik van Carbamazepine toename van bijwerkingen als gevolg.

MTHFR677 regelt het foliumzuurmetabolisme; belangrijk voor veel lichaamsfuncties. Variaties in dit gen kunnen leiden tot een verlaagde activiteit en dus tot verhoogde waarde van homocysteïne. Hoge waarde van homocysteïne kan leiden tot irritaties aan de bloedvaten. In combinatie met F2- of F5-variaties, leidt dit tot een extra verhoogd risico op bloedstolsels.

NUDT15 Dit enzym heeft te maken met de verwerking van thiopurines (bij behandeling van auto-immuunziekten en sommige kankersoorten)punt De effectiviteit en bijwerkingen van thiopurines kunnen variëren op basis van genetische factoren w.o. sommige NUDT15-gen mutaties.

SLCO1B1 is een belangrijk transport-gen en bepaalt in hoge mate het effect van statines. Een verminderde activiteit leidt tot afname van de hoeveelheid statine in de lever en toename van de plasmaconcentratie van de statine. Dit laatste geeft risico op myopathie (ernstige spierpijn) en een verhoogde waarde van kreatine.

TPMT is belangrijk voor het ontgiften van het lichaam en bepaalt de omzetting van Thiopurines (Azathioprine6-Mercaptopurine en Thioguanine). TPMT is ook een belangrijk gen voor aandoeningen, waarbij het afweersysteem een rol speelt zoals leukemie, de ziekte van Crohn en reumatoïde artritis.

UGT1A1 verwijdert slechte oestrogenen, hormonen, neurotransmitters, bepaalde medicijnen, schimmeltoxinen en kankerverwekkende toxines. Als deze stoffen niet goed worden geïnactiveerd en verwijderd, kunnen ze cel- en weefselbeschadiging veroorzaken. Een verminderde of geen activiteit van UGT1A1 zorgt dus voor een hogere concentratie van “afvalstoffen” en verhoogt daardoor de kans op bijwerkingen. De activiteit van UGT1A1 is onder andere bepalend voor de diagnose ziekte van Gilbert.

VKORC1 activeert vitamine K; belangrijk voor het regelen van bloedstolling. Een tekort aan vitamine K kan stollingsprocessen belemmeren. Een verminderde activiteit (45% van de westerse bevolking) leidt tot een minder goede bloedstolling en een verhoogde gevoeligheid voor bloedverdunners op basis van cumarine. Omdat antistollingsmedicatie nauwkeurig moet worden gedoseerd, is het belangrijk het genotype van zowel VKORC1 als CYP2C9 te kennen. Bloedverdunners op cumarinebasis zijn Acenocoumarol en Fenprocoumon. Andere veel voorgeschreven bloedverdunners zijn Acetylsalicylzuur en Ascal.